DOOR RODRIK STEVERLYNCK
Rommelop en de Zwerfvuilgeest
De vuilbak die u langs de dorpsrand zag staan,
vond zijn job ook zijn passie en leven.
Iemand met graffiti liet zich ooit wat gaan
en heeft daar ‘Rommelop’ op geschreven.
Elk kind dat vuiltjes naar Rommelop bracht,
kreeg een dank u en een vrolijk praatje.
Zo bleef het bos zuiver en ook de gracht
aan het einde van Rommelops straatje.
De heldere gracht huisvestte erg veel vis
tussen lis die de gracht mooi geel kleurde.
Vis op ’t menu vinden otters niet mis,
dus u raadt al wat er toen gebeurde:
Olga de otter vroeg aan Rommelop:
“Mag ik langs jouw gracht wonen en vissen?
Ik breng jou dan elke visgraat en –kop.”
Rommelop zei: “Dat wil ik niet missen!”
Een man en vrouw, u weet hoe dat soms gaat.
Rommelop gaf toe dat zij hem boeide.
Olga dan weer merkte hoe graat per graat
haar affectie voor Rommelop groeide.
Rommelop stond dan ook ronduit perplex
toen de otter niet meer op kwam dagen.
Toch had de vuilbak de juiste reflex
aan een langskomend kind hulp te vragen:
“Ik sta als vuilbak vast in het beton,
en mijn otterliefje is verdwenen.
Ik zou op zoektocht gaan ik als ik dat kon.”
Rommelop begon luidop te wenen.
Onmiddellijk deed dat kind een oproep
om met vrienden naar Olga te speuren.
‘t Bos en de gracht lagen vol vieze troep,
wat de vuilbak nog harder deed treuren.
“In een mooi boek dat mijn vader voorleest,”
sprak de jonge Wim tot de jeugdbende,
“wordt er verteld over een Zwerfvuilgeest,
waar ons dorp ooit problemen mee kende.”
“Juist!” vulde Mark aan, “ik ken dat verhaal!
Binnenin was die geest een geraamte,
dat overvol hing met troep allemaal,
en die geest kende ook niets van schaamte.”
“Klopt!” zei Wim, “waarheen die geest ook maar ging,
viel er rommel van zijn bleke botten:
Klokhuizen, peukjes, een roeste ketting.
Alles liet hij maar liggen en rotten.”
“Niemand weet waarom die geest toen verdween,”
wist Leen, die ook dat boek had gelezen,
“maar het is zeker dat hij weer verscheen:
al die rommel hier heeft dat bewezen!”
“Graag leg ik iedereen dit plan hier voor,”
sprak Wim zonder zijn stem te verheffen.
“Met zakjes volgen we dit rommelspoor,
tot we samen de Zwerfvuilgeest treffen.”
Elk van hen raapte het vuil dat hij vond,
en veel kinderen kunnen veel vinden.
De Zwerfvuilgeest zakte diep in de grond
van de schaamte, om daar te ontbinden.
Of Olga weerkeert, valt nog te bezien.
Laat ons daar met zijn allen voor duimen.
De kans daarop is het grootst nog misschien,
als we alles mooi op blijven ruimen.
Al wie dat doet, verdient een schouderklop.
Ruim je vuil op met een alstubliefje.
En deponeer dat dan in Rommelop.
Wie weet keert ze wel weer dan, zijn liefje…
R.S.
vond zijn job ook zijn passie en leven.
Iemand met graffiti liet zich ooit wat gaan
en heeft daar ‘Rommelop’ op geschreven.
Elk kind dat vuiltjes naar Rommelop bracht,
kreeg een dank u en een vrolijk praatje.
Zo bleef het bos zuiver en ook de gracht
aan het einde van Rommelops straatje.
De heldere gracht huisvestte erg veel vis
tussen lis die de gracht mooi geel kleurde.
Vis op ’t menu vinden otters niet mis,
dus u raadt al wat er toen gebeurde:
Olga de otter vroeg aan Rommelop:
“Mag ik langs jouw gracht wonen en vissen?
Ik breng jou dan elke visgraat en –kop.”
Rommelop zei: “Dat wil ik niet missen!”
Een man en vrouw, u weet hoe dat soms gaat.
Rommelop gaf toe dat zij hem boeide.
Olga dan weer merkte hoe graat per graat
haar affectie voor Rommelop groeide.
Rommelop stond dan ook ronduit perplex
toen de otter niet meer op kwam dagen.
Toch had de vuilbak de juiste reflex
aan een langskomend kind hulp te vragen:
“Ik sta als vuilbak vast in het beton,
en mijn otterliefje is verdwenen.
Ik zou op zoektocht gaan ik als ik dat kon.”
Rommelop begon luidop te wenen.
Onmiddellijk deed dat kind een oproep
om met vrienden naar Olga te speuren.
‘t Bos en de gracht lagen vol vieze troep,
wat de vuilbak nog harder deed treuren.
“In een mooi boek dat mijn vader voorleest,”
sprak de jonge Wim tot de jeugdbende,
“wordt er verteld over een Zwerfvuilgeest,
waar ons dorp ooit problemen mee kende.”
“Juist!” vulde Mark aan, “ik ken dat verhaal!
Binnenin was die geest een geraamte,
dat overvol hing met troep allemaal,
en die geest kende ook niets van schaamte.”
“Klopt!” zei Wim, “waarheen die geest ook maar ging,
viel er rommel van zijn bleke botten:
Klokhuizen, peukjes, een roeste ketting.
Alles liet hij maar liggen en rotten.”
“Niemand weet waarom die geest toen verdween,”
wist Leen, die ook dat boek had gelezen,
“maar het is zeker dat hij weer verscheen:
al die rommel hier heeft dat bewezen!”
“Graag leg ik iedereen dit plan hier voor,”
sprak Wim zonder zijn stem te verheffen.
“Met zakjes volgen we dit rommelspoor,
tot we samen de Zwerfvuilgeest treffen.”
Elk van hen raapte het vuil dat hij vond,
en veel kinderen kunnen veel vinden.
De Zwerfvuilgeest zakte diep in de grond
van de schaamte, om daar te ontbinden.
Of Olga weerkeert, valt nog te bezien.
Laat ons daar met zijn allen voor duimen.
De kans daarop is het grootst nog misschien,
als we alles mooi op blijven ruimen.
Al wie dat doet, verdient een schouderklop.
Ruim je vuil op met een alstubliefje.
En deponeer dat dan in Rommelop.
Wie weet keert ze wel weer dan, zijn liefje…
R.S.
illustratie © Rodrik Steverlynck
DOOR DIRK WEYLER
Het gedicht van Steverlynck - Recensie
Het gedicht van Rodrik Steverlynck zit boordevol symboliek.
Dit sprookjesgedicht is bestemd voor grote mensen, maar ook voor kinderen. De 'goede wil' van de mens wordt gepersonaliseerd door 'Rommelop', maar wordt gekweld door een 'Zwerfvuilgeest'. Gewoontes zitten verankerd in de geesten van de mens, dewelke nog niet rijp zijn voor een echte mentaliteitsverandering. De goede intentie is er, maar is gebetonneerd in verankerde gedragingen, waar we moeilijk van af kunnen wijken. Alles is goed zolang we ons eigen ding kunnen blijven doen. Deze statische houding zorgt ervoor dat een echte mentaliteitsverandering nog niet voor morgen is. Zolang er niet geraakt wordt aan eigen huisje-tuintje, willen we wel wat doen: sorteren, minder water gebruiken, een beetje meer het openbaar vervoer nemen... maar dat is zeker niet voldoende. Dit terwijl het vijf voor twaalf is en de aarde kreunt onder de klimaatsverandering. Olga otter staat voor deze kwetsbaarheid. Otters eten veel vis, dagelijks een kilo. Die vis moet in blakende gezondheid verkeren. Dat is niet het geval. Er zit nog te veel kwik en pcb's in onze rivieren, een kwalijke erfenis. Vissen slaan pcb's op in hun vetweefsel, en als de otter hen oppeuzelt, stapelt hij de schadelijke stoffen op in zijn lichaam. Dat kan zijn voortplanting verstoren of zelfs fataal aflopen. De mens heeft een grote liefde voor de natuur, maar beseft de ernst niet of tracht die te verdringen. Moeder natuur geeft het ondertussen op: gletsjers smelten en we worden geconfronteerd met gigantische overstromingen en bosbranden. Het huidige jongerenprotest wordt weergegeven door de ‘jeugdbende’, die onomwonden naar de wereld kijkt. Zij zijn niet bang om de handen uit de mouwen te steken, want maken de aarde symbolisch ‘proper’ door het ruimen van zwerfvuil. |
DOOR RODRIK STEVERLYNCK
Olga de otter en de gele modderdino
Bij een kasteel met daarrond ook een gracht en met meerdere stokoude bomen schrok Olga toen ze geheel onverwacht plots een modderdino langs zag komen. De gele dino sprak: “Dit is mijn rijk sedert eeuwen al, ik ben een blijver. Ik eet als dino liefst modder en slijk, Daaraan is geen gebrek in mijn vijver.” “Zo?” sprak de Otter, als dàt niet fijn is? Als jij tonnen slijk op hebt gegeten, is hier diep water en ook veel meer vis, en dan blijf ik hier ook, zeker weten!” R.S. 17 december 2021 [ Tussen de natuurgebieden 'Inslag' en 'Klein Schietveld' vlakbij deze vijver van 'De Mik' zijn ottersporen waargenomen. Daaruit kunnen we afleiden dat die omgeving een geschikt otterbiotoop is. Huidige werken in 'De Mik' willen die parkvijver en het groen daarrond nog beter geschikt maken voor otters. In 1785 werd Kasteel De Mik daar aangelegd met het bijhorende kasteelpark. Dat park was vroeger een arboretum en telt op heden nog steeds bomen die meer dan tweehonderd jaar oud zijn. De slibruiming die daar momenteel plaatsvindt, heeft als doel de watercapaciteit van de parkvijver te verhogen, waardoor die meer vis kan bevatten en nog beter als otterhabitat geschikt wordt. Ook de oevers worden daar nog beter aangepast aan de noden van otters. Een blik op De Mik: https://www.facebook.com/rodrik.steverlynck/posts/10158171357311283 ] |
Fotografie en illustratie © Rodrik Steverlynck
DOOR PETER JOCHEMS
Olga otter wordt ziek
Hallo allemaal!
Zin om mee op speurtocht te gaan langs de Grote Gracht in het Groenrandbos? Als we dan niet te luid babbelen en héél, héél veel geluk hebben, dan zien we misschien wel Olga de Otter. Maar het kan evengoed zijn dat zij ver weg zit, helemaal aan het andere uiteinde van de Grote Gracht. Want Olga is altijd onderweg, met haar spitse snuit klieft ze door het water. De ene keer zit ze hier vlakbij, een dag later is ze alweer weggeglipt met haar snelle zwempootjes. Waarom? Omdat ze heel snel ziek wordt als haar zwemwater vuil is. Daarom is ze altijd op zoek naar een stukje rivier, een kanaal of een gracht met proper water. Een stukje zonder achtergelaten blikjes of andere rommel van wandelaars. Zo komt het dat Olga, na veel zoeken en onderweg zijn, hier in de Grote Gracht geraakt is, en ze heeft het hier wel naar haar zin. Vorige week rustte Olga eventjes uit tussen het waterriet, en wie zag ze daar plots staan langs de kant van de weg? Het was Rommelop! Kennen jullie Rommelop al? Nee? Rommelop is een mooie groene vuilnisbak. Net als Olga houdt Rommelop niet van vuile vieze dingen die mensen soms zomaar weggooien in de natuur. Hij heeft veel liever dat ze zijn dikke buik daarvoor gebruiken, want daar dient een vuilnisbak toch voor? Olga en Rommelop babbelden elke dag wat meer met elkaar: dat het zo fijn is om de frisse adem van het Groenrandbos te ruiken, zeker als het net geregend heeft. Dat de vogeltjes zo mooi zingen, vooral ’s morgens vroeg. Want dan is het voor de rest nog heel stil en zijn er nog geen auto’s of vrachtwagens in de verte te horen. Allebei vinden Rommelop en Olga dat het toch zó lekker luieren is in de schaduw van de kastanjebomen, als het in de zomer heel warm is. Over al die mooie dingen in het Groenrandbos kwam Olga bijna elke dag gezellig praten met Rommelop. Ze werden dikke vrienden. Maar dan gebeurde er iets ergs. Olga werd op een nacht ziek. Iemand was heel dom geweest en had al zijn afval zomaar in de Grote Gracht gegooid. Hoe dom, in plaats van daarvoor de buik van Rommelop te gebruiken: daar dient een vuilnisbak toch voor? Ofwel alles gewoon mee naar huis nemen, dat is toch niet zo moeilijk? De weggegooide broodkorsten waren beschimmeld en het restje frisdrank in het blikje was in het water uitgelopen. Verder lagen er nog meer vieze flesjes, plastiek en andere rommel in de gracht. Olga had zoveel buikpijn gekregen! Het duurde wel even voordat ze terug sterk genoeg was om te zwemmen. En dit was niet de eerste keer: weggegooid afval had haar eerder ook al eens ziek gemaakt. Dat kon zo echt niet verder blijven duren. Olga vond het erg jammer, maar ze moest zo rap mogelijk de mooie waterplek dichtbij Rommelop verlaten. Ze zwom droevig weg, op zoek naar een stukje Grote Gracht waar geen rommel in het water lag. De volgende dag zag Rommelop dat hij zijn vriendinnetje kwijt was. Hij had veel verdriet, hij miste hun dagelijkse praatje erg hard... Kon hij nu maar langs de Grote Gracht op zoek gaan en op alle mooie plekjes even stoppen en luid “Olga! Olga!” roepen. Maar dat ging natuurlijk niet: Rommelop is een vuilnisbak, en vuilnisbakken kunnen niet lopen. Want een vuilnisbak zit met beton rond zijn voet vast in de grond. Anders zou hij omvallen als het hard waait. Het enige wat Rommelop kon, was vanop zijn vaste plaatsje roepen. Een paar keer per dag kon je hem zo horen treuren: “Olga, Olga, waar ben je toch? Wanneer kom je terug?” Maar wat zien we daar? Daar komt die leuke club kinderen weer aangewandeld. Rommelop ziet ze bijna elke week voorbijkomen, zingend, lachend, om zich heen kijkend naar de mooie natuur. Omdat de altijd zo vrolijke Rommelop er vandaag zo treurig uitziet, komen ze rond hem heen staan: “Wat is er Rommelop, waarom huil je? Wat is er gebeurd?” Rommelop snikt het uit: “Olga is weg! De bomen hebben me verteld dat ze wel moést wegzwemmen, want hier zou ze doodgaan omdat er zoveel vuile rommel in het water ligt. Ik mis Olga zó erg.” De kinderen beginnen wild door elkaar heen te praten. “We moeten Rommelop helpen!”, “Nee, we moeten Olga de Otter helpen!”, “We moeten ze allebei helpen! En álle dieren die hier wonen.” “Ja maar hoe doen we dat?” Dan wordt het stil, iedereen denkt diep na. “Ik heb het,” roept Dirkje, “we moeten het Zwerfvuilspook zoeken.” Dirkje is de kleinste van de bende, maar hij heeft altijd wel wat te vertellen. Soms zelfs belangrijke of heel spannende dingen. De anderen kijken hem verbaasd aan: “Zwerfvuilspook? Leg dat eens uit, Dirkje. Dirkje wist het niet meer zo precies, maar er leeft hier, volgens hem in elk geval, ergens een Zwerfvuilspook. Zijn opa heeft erover verteld. Het Zwerfvuilspook ziet er heel vies uit. Als een geraamte met stinkende vodden in plaats van een hemd, en een kapotte autoband die aan één schouder over zijn buik hangt. Op zijn hoofd draagt het spook een omgekeerde kartonnen doos vol vlekken als hoed. En als mantel: slierten van waterplanten, waar overal drankblikjes en flesjes in vasthangen. Zijn smerige broekzakken lopen over van de sigarettenpeuken. Dirkje zelf heeft het spook nog nooit gezien, maar het bestaat volgens zijn opa wel écht. Het Zwerfvuilspook is niet gevaarlijk, het zal jou niet achtervolgen en opeten of zo, maar het is wel héél slordig. Overal waar het spook langskomt, valt er allerlei rommel en afval van hem af. Of hij gooit het zelf zonder nadenken gewoon op de grond of in het water. Je kan zijn spoor van vuile blikjes en peuken zomaar volgen. Echt ongelooflijk, volgens de opa van Dirkje, maar het is nu eenmaal zo: dat spook blijft maar rommel maken. De kinderen kijken elkaar aan en beginnen opnieuw allemaal door elkaar heen te praten. “We moeten dat spook zoeken”, “We moeten die rommel oprapen”, “We zijn met veel, we moeten dapper zijn en dat Zwerfvuilspook wegjagen”, “Ja, wegjagen voor altijd!” Ze spreken af om morgen terug te komen met prikstokken, vuilzakken en een bakfiets om alles in mee te nemen. ’s Anderendaags staan ze er opnieuw, met alles wat nodig is voor de speurtocht naar het spook. Er zijn zelfs nog een paar vrienden méér meegekomen. En ze beginnen eraan. Daar ligt een fles. En ginder een verroest fietswiel. Nog wat verder een stuk plastiek. De kinderen hebben handschoenen aangetrokken en rapen alles op. Zo volgen ze het vieze spoor van het Zwerfvuilspook, steeds verder en verder langs de Grote Gracht. Oei, de bakfiets is bijna vol. Misschien moeten ze volgende week nog eens terugkomen, … Maar OEI NEE: ssssst, stil, kijk, daar zit hij, zie je, dáár: leunend tegen die struik aan de waterkant, aan de overzijde van de Grote Gracht. Wat moeten we nu doen? Het spook zit daar wat te luieren, met zijn vuile voeten in het water bengelend, met overal om hem heen oude drankblikjes en snoeppapiertjes. En dan gebeurt het: het spook schrikt heel hard van de kijkende kinderen, het schrikt zich bijna dood. Met opengesperde ogen kijk het, onbeweeglijk. Het spook lijkt wel verlamd van angst. Dat duurt wel een minuut lang. Dan beweegt het een heel klein beetje, alleen maar met zijn ogen. Die draaien naar de overvolle bakfiets. Hij herkent het: wat daar allemaal in ligt, dat is allemaal zíjn rommel en vuilnis. Al die vuiligheid die hij altijd zomaar laat rondslingeren, zonder erbij na te denken. Terwijl het in de natuur zo mooi is zónder vuilnis. En die kinderen daar aan de overkant: die hebben zó hard gewerkt om al mijn rommel op te rapen en te verzamelen in zakken, zegt het spook nu tegen zichzelf. Hij laat het hoofd zakken, zijn gezicht wordt helemaal rood van schaamte, hij kan wel in de grond zinken. Maar dat doen spoken niet. Als ze héél erg verlegen zijn, dan schieten spoken plots met een oorverdovende knal de lucht in en verdwijnen ze naar ergens heel ver weg. “KNAL!”, weergalmt het door het Groenrandbos, vreselijk luid. De kinderen schrikken heel hard, maar dan kijken ze elkaar aan en halen opgelucht adem: het spook is weg! Voorgoed? Laat ons het hopen. Laat ons hopen dat het Zwerfvuilspook voorgoed zijn lesje geleerd heeft en niets meer weggooit in de natuur. De kinderen vertellen alles opgewonden aan Rommelop, en hun verhaal maakt hem heel blij. Hij kan wel zingen van geluk. De Grote Gracht is hier nu niet langer te vuil voor otters. Alles ligt er opnieuw fris, netjes en gezond bij. Je ruikt het al: geen schimmelgeuren meer, alleen frisgroen bos, mos en gras. Je kunt de vissen in het water blij heen en weer zien zwemmen. En is het nu toeval of niet, maar de vogels zingen méér dan vorige week, hun liedjes lijken nu nóg mooier. Binnenkort zal Olga deze mooie plek wel opnieuw komen opzoeken. Zou het? We duimen allemaal mee voor Rommelop, we hopen dat hij snel zijn vriendinnetje terugziet. En dat het Zwerfvuilspook voorgoed wegblijft... Schrijver: Peter Jochems Verhaalidee: Dirk Weyler |